ECLI:NL:CRVB:2019:2139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellante, die gedurende de periode in geding in de basisregistratie personen (brp) stond ingeschreven op hetzelfde adres als haar vader. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor studiefinanciering naar de norm voor een uitwonende studerende, zoals vastgelegd in de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had aanvankelijk studiefinanciering toegekend op basis van de uitwonende norm, maar heeft deze later herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, omdat appellante op hetzelfde adres als haar ouders stond ingeschreven. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 3.102,18.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. De Centrale Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat de minister geen ruimte had voor een belangenafweging, aangezien de wetgeving duidelijk is. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat de inschrijving in de brp bepalend is voor de status van de student. De omstandigheden die hebben geleid tot de inschrijving op hetzelfde adres als haar ouders zijn niet relevant voor de beoordeling van de studiefinanciering.
De Raad concludeert dat de minister correct heeft gehandeld door de studiefinanciering te herzien en dat appellante niet kan worden aangemerkt als uitwonende studerende. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.