ECLI:NL:CRVB:2019:2065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellante en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante ontving sinds 28 maart 2002 een WAO-uitkering, maar het Uwv heeft deze uitkering over de periode van 13 juli 2007 tot en met 1 februari 2010 ingetrokken. De reden hiervoor was dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door geen volledige informatie te verstrekken over haar werkzaamheden voor een B.V. in Spanje. Het Uwv had onderzoek gedaan en vastgesteld dat appellante in die periode als 'administrador unico' van de B.V. geregistreerd stond en dat zij betrokken was bij de verhuur van caravans in Spanje. Appellante had nagelaten om de gevraagde jaarstukken en andere relevante informatie te verstrekken, waardoor het Uwv niet kon vaststellen of zij recht had op de uitkering. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WAO-uitkering had ingetrokken en de onverschuldigd betaalde uitkering had teruggevorderd. De Raad oordeelde dat het aan het Uwv was om aannemelijk te maken dat appellante in de relevante periode werkzaam was voor de B.V. en dat appellante niet had aangetoond dat zij aan haar inlichtingenplicht had voldaan. De Raad verwierp ook de argumenten van appellante over inbreuk op haar privacy en de procedurele bezwaren met betrekking tot de intrekking van de uitkering. De uitspraak bevestigde dat het Uwv de intrekking en terugvordering op goede gronden had gedaan.