ECLI:NL:CRVB:2019:1996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en woonplaatsbepaling onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Diemen. Appellant ontving sinds 4 september 2011 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op een adres in Diemen. In 2017 heeft een fraudepreventiemedewerker van de gemeente Diemen onderzoek gedaan naar het recht op bijstand van appellant, waarbij werd vastgesteld dat hij hoofdzakelijk geld pinde in een andere woonplaats. Dit leidde tot waarnemingen en een besluit van het college om de bijstand van appellant in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde de bezwaren ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij weliswaar vaak in de andere woonplaats verbleef, maar dat hij zijn woonplaats in Diemen niet had prijsgegeven. De Raad heeft vastgesteld dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat appellant zijn woonplaats daadwerkelijk had verplaatst. De Raad benadrukt dat de bewijslast voor de intrekking van bijstand bij het college ligt en dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke omstandigheden van appellant's woonplaats. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de besluiten van 28 maart 2017 en 11 mei 2017 herroepen, omdat deze besluiten niet zorgvuldig waren voorbereid en niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berustten. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 3.072,- bedragen.