Uitspraak
18.3270 WW
2 mei 2018, 17/4751 (aangevallen uitspraak)
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
16 augustus 2016 heeft appellant zich ziek gemeld bij zijn werkgever. Bij brief van
9 september 2016 heeft de werkgever appellant op staande voet ontslagen.
- meerdere malen geen gehoor heeft gegeven aan oproepen van [werkgever] , de verzuimcoach en/of de bedrijfsarts, zelfs niet nadat uw loonbetaling was opgeschort dan wel stopgezet;
- ontoelaatbaar althans onbehoorlijk gedrag dan wel uitlatingen richting collega’s en/of medewerkers van een opdrachtgever van [werkgever] , dusdanig ernstig dat zij zich daardoor bedreigd voelden;
- u laatstelijk niet bent verschenen op het gesprek met [werkgever] op 6 september 2016, ondanks dat [werkgever] u per brief van 30 augustus 2016 uitdrukkelijk heeft gesommeerd te verschijnen en u heeft meegedeeld dat niet verschijnen de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst tot gevolg zou (kunnen) hebben.
heeft u er herhaaldelijk voor gewaarschuwd dat uw handelwijze zou kunnen leiden tot opschorting c.q. stopzetting van het loon en eventueel tot ontslag. Deze waarschuwingen c.q. de daaropvolgende loonopschorting/loonstopzetting hebben er niet toe geleid dat u alsnog gehoor gaf aan oproepen van [werkgever] en/of de bedrijfsarts.
Bovenstaande feiten vormen tezamen, doch ook ieder apart van elkaar, een dringende reden voor een ontslag op staande voet.”