ECLI:NL:CRVB:2019:1830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet-ingezeten status in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellante op haar zeventiende en achttiende jaar op Curaçao woonde en niet als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd. De Raad oordeelde dat het feit dat de appellante de Nederlandse nationaliteit heeft, onvoldoende was om aan te nemen dat er een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestond op het moment dat zij zeventien jaar oud was. De Raad benadrukte dat wonen op het Caribisch deel van Nederland niet gelijkgesteld kan worden met wonen in Nederland in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellante tegen de afwijzing van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellante op 20 juni 1978, de dag dat zij zeventien jaar oud werd, niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, en dat zij dus niet verzekerd was voor de AAW. De Raad was bovendien niet bevoegd om de AAW te toetsen aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.