ECLI:NL:CRVB:2019:1819
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking van de behandelend rechters in hoger beroep
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 mei 2018, in een geding tussen verzoeker en het Centrum Indicatiestelling Zorg. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 22 mei 2019 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters, L.M. Tobé, D.S. de Vries en N.R. Docter. Verzoeker stelde dat de Raad in hoger beroep niet kon oordelen zonder dat het geschil eerst aan de lagere rechter was voorgelegd, en dat er niet was voldaan aan de beginselen van een eerlijk proces en een onafhankelijke rechter. Verzoeker meende dat de Raad hem een onafhankelijke rechtsprocedure probeerde te onthouden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden die verzoeker aanvoerde niet op de behandelend rechters betrekking hadden, maar eerder op de Raad als geheel. Hierdoor kon het verzoek niet in behandeling worden genomen. Bovendien werd geoordeeld dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek om wraking in dit hoger beroep ook niet in behandeling zou worden genomen.
De beslissing is genomen door de voorzitter B.J. van de Griend en de leden R.E. Bakker en E. Dijt, in aanwezigheid van griffier M.D.F. Smit-de Moor, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2019.