Uitspraak
17.432 WAO, 17/435 WAO, 17/436 WAO
OVERWEGINGEN
Omdat niet is gebleken dat appellant hiervan melding heeft gemaakt bij het Uwv heeft appellant zijn inlichtingenplicht geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv de door appellant uit de hennepkwekerij genoten inkomsten mogen schatten en daarbij mogen afgaan op de berekeningen zoals weergegeven in het aanvullend proces-verbaal van 8 november 2016 waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is herberekend en vastgesteld op € 25.107,80. Het Uwv was hierdoor gehouden de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering van appellant terug te vorderen. De rechtbank is niet gebleken van een dringende reden op grond waarvan van terugvordering moet worden afgezien. Met betrekking tot de boete heeft de rechtbank vastgesteld dat appellant van de schending van zijn inlichtingenverplichting een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de boete niet in strijd komt met artikel 5:44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de rechtbank betreffen de feiten waarvoor appellant door de politierechter is veroordeeld strafbare gedragingen die zijn geschreven met het oog op bescherming van andere belangen dan het belang dat thans aan de orde is. De rechtbank heeft de vastgestelde boete evenredig geacht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de boete op een lager bedrag vast te stellen.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot en met 7 mei 2015 te [plaatsnaam] , (…), opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (…) een hoeveelheid van (…) ongeveer 700 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (…), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.”.
€ 14.740,64 bruto aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering over de periode van 10 oktober 2014 tot en met 7 mei 2015 van appellant heeft teruggevorderd. De aangevallen uitspraak kan derhalve niet in stand blijven.
Het verzoek van appellant om een veroordeling tot het vergoeden van schade in de vorm van wettelijke rente over de WAO-uitkering die alsnog zal worden betaald over de periode 10 oktober 2014 tot en met 7 mei 2015, komt voor toewijzing in aanmerking. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
BESLISSING
- herroept de besluiten van 25 januari 2016 (besluit 1 ‘het verrekeningsbesluit’ en besluit 2
- vernietigt het besluit van 22 maart 2016 (besluit 3) voor zover het beroep de hoogte van de
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.072,-;