ECLI:NL:CRVB:2019:1668
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- E.C.G. Okhuizen
- Th. C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontheffing van de arbeidsplicht onder de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de ontheffing van de arbeidsplicht onder de Participatiewet (PW) aan de orde is. Appellante ontvangt sinds 28 oktober 2010 bijstand en is sinds 14 maart 2013 vrijgesteld van arbeidsverplichtingen vanwege arbeidsongeschiktheid. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg heeft appellante in 2015 tijdelijk ontheffing verleend van de verplichtingen om arbeid te vinden, maar appellante verzoekt om een permanente ontheffing van vijf jaar. Het college heeft echter besloten om de ontheffing voor een periode van drie jaar te verlenen, wat appellante aanvecht in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college op goede gronden heeft besloten om appellante voor drie jaar te ontheffen van de arbeidsplicht. De Raad stelt vast dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, zoals gedefinieerd in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Raad wijst op het advies van Salude, dat concludeert dat appellante geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft voor gangbare arbeid, maar dat er wel mogelijkheden zijn voor verbetering van haar situatie bij adequate behandeling en begeleiding.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld door de ontheffing voor drie jaar te verlenen. De verzoeken van appellante om een langere ontheffing of toepassing van de hardheidsclausule worden afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 21 mei 2019.