ECLI:NL:CRVB:2019:1602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en oplegging van een bestuurlijke boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die sinds 20 november 2008 bijstand ontving, had niet gemeld dat zij alimentatie ontving van haar ex-man, wat leidde tot een herziening van haar bijstand en een terugvordering van € 18.487,03. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer had op basis van een fraudemelding een onderzoek ingesteld en vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet op de hoogte was van de alimentatiebetalingen, omdat deze door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) werden geïnd. De Raad oordeelde echter dat appellante wel degelijk over de alimentatie kon beschikken, aangezien zij zelf het LBIO had ingeschakeld en de alimentatie op rekeningen van derden was gestort. De Raad concludeerde dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting had geschonden, wat leidde tot een te hoge bijstandsverlening.
Daarnaast werd appellante een bestuurlijke boete van € 1.180,- opgelegd, gebaseerd op de mate van verwijtbaarheid. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellante, waaronder PTSS, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de herziening van de bijstand en de boete werden gehandhaafd.