In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem inzake de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning voor appellante, geboren in 1939, die diverse aandoeningen heeft. De Raad heeft vastgesteld dat het college bij de bestreden besluiten per abuis van het CIZ-protocol is afgeweken. De beroepsgrond van appellante dat het onderzoek incompleet is geweest, werd door de Raad verworpen. De Raad oordeelde dat de bestreden besluiten 1, 2 en 3 voor vernietiging in aanmerking komen, evenals de aangevallen uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat appellante recht heeft op een maatwerkvoorziening van 195 minuten per week voor de periode van 7 november 2016 tot 27 maart 2017, 240 minuten voor de periode van 27 maart 2017 tot 24 april 2019, en 270 minuten vanaf 24 april 2019. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.352,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.