ECLI:NL:CRVB:2019:1464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand wegens niet opgegeven woning in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 9 december 2011 bijstand ontving, had zijn inlichtingenverplichting geschonden door een woning in Marokko niet op te geven. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft de bijstand beëindigd en terugvorderingen ingesteld voor de periode waarin de appellant bijstand ontving, maar niet voldeed aan zijn verplichtingen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke en financiële situatie van de appellant. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon aantonen dat de terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen. De uitspraak bevestigt dat de terugvordering op grond van artikel 58 lid 2 onder e van de Participatiewet rechtmatig was, zonder dat er voorafgaand een intrekkings- of herzieningsbesluit nodig was. De Raad heeft de hoger beroepen van de appellant ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd.