ECLI:NL:CRVB:2019:1460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van ZW-uitkering en WIA-uitkering; vraag naar gezagsverhouding en privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van zijn Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende zorgvuldig had gehandeld bij de intrekking van de ZW-uitkering, omdat het onderzoeksrapport niet voldoende aanknopingspunten bood voor de conclusie dat appellant niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking had gestaan tot zijn werkgeefster. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken en droeg het Uwv op om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.096,- bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden bij besluiten tot intrekking van sociale zekerheidsuitkeringen.