In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een contra-expertise in het kader van een WIA-procedure. De rechtbank had de aanvragen om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de kosten volgens het college niet noodzakelijk waren. Appellant stelde dat hij op grond van het beginsel van 'equality of arms' recht had op deze bijstand, omdat hij een medische contra-expertise nodig had om zijn arbeidsbeperkingen aan te tonen. De Raad oordeelde dat het aan appellant was om de noodzaak van de kosten aannemelijk te maken, wat hij niet had gedaan. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin was geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn. De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 23 april 2019.