ECLI:NL:CRVB:2019:1370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- A.I. Kris
- S. Wijna
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van faillissementsuitkering en urenberekening in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillissementsuitkering van appellant, die als chauffeur groepsvervoer werkzaam was bij een inmiddels failliete werkgever. Appellant had verzocht om een faillissementsuitkering van het Uwv, maar zijn vordering werd door het Uwv afgewezen op basis van een onduidelijke urenberekening. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat de door de werkgever opgegeven uren niet correct waren. De Raad bevestigde dat het Uwv mocht uitgaan van de door de werkgever aangeleverde uren, omdat appellant geen overtuigend bewijs had geleverd dat zijn claim aan gerede twijfel onderhevig was. De Raad benadrukte dat vorderingen van werknemers op een failliete werkgever niet voor overneming in aanmerking komen als deze niet duidelijk en concreet zijn. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.