Uitspraak
OVERWEGINGEN
,zoals ook de rechtbank heeft overwogen, echter niet meer dan een blote stelling en het is onduidelijk op welke gegevens dit is gebaseerd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had besloten dat appellante niet in aanmerking kwam voor een verlengde WW-uitkering, omdat zij niet voldeed aan de vier-uit-vijf-eis. Deze eis houdt in dat men in ten minste vier van de vijf relevante kalenderjaren gedurende 52 dagen of meer loon moet hebben genoten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellante in 2011 slechts 44 dagen loon had ontvangen, waardoor dit jaar niet meetelde voor haar arbeidsverleden. Appellante had geen bewijs geleverd dat deze informatie onjuist was. Ook het jaar 2010 werd door de rechtbank niet meegeteld, omdat de zoon van appellante op 1 januari 2010 nog niet was geboren. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de gegevens in de polisadministratie niet klopten en dat 2010 als een half jaar meegeteld moest worden. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellante niet voldeed aan de eisen voor een verlengde WW-uitkering. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.