ECLI:NL:CRVB:2019:1092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van beheer van persoonsgebonden budget door bewindvoerder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. T.P. Boer, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van beheer van zijn persoonsgebonden budget (pgb) door zijn bewindvoerder. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er noodzakelijke kosten waren zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd zich wel voordoen, maar dat de appellant niet kon aantonen dat hij was aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd dat hij niet kon overstappen naar zorg in natura (ZIN). De omstandigheid dat het college in het verleden bijzondere bijstand had toegekend, gaf de appellant geen recht op hernieuwde toekenning, aangezien bestuursorganen hun beleid kunnen wijzigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.
De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van noodzakelijke kosten en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend. De Raad concludeerde dat de kosten van beheer van het pgb niet als noodzakelijke kosten konden worden aangemerkt, waardoor de afwijzing van de aanvraag terecht was.