ECLI:NL:CRVB:2019:1046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering wegens niet-gemelde inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de appellant, die een WIA-uitkering ontving, werd geconfronteerd met een herziening en terugvordering van zijn uitkering. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een anonieme tip die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ontving over de appellant die werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden. De appellant was sinds 2012 in aanmerking voor een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een onderzoek door het Uwv bleek dat hij inkomsten had uit arbeid die hij niet had opgegeven. Dit leidde tot een wijziging van zijn uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de anonieme tip voldoende aanleiding gaf voor het Uwv om een onderzoek in te stellen. De appellant voerde aan dat de tip niet concreet genoeg was en dat het Uwv niet had mogen uitgaan van de juistheid van zijn verklaring. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had herzien en de toeslag had ingetrokken. De Raad oordeelde ook dat de boete die aan de appellant was opgelegd, gerechtvaardigd was, maar dat deze moest worden verlaagd. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, en de boete werd vastgesteld op € 1.400,76. De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van de appellant.