Uitspraak
10 juni 2015, 15/198 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1 september 2009 met wederzijds goedvinden beëindigd. Appellant heeft van
1 september 2009 tot en met 31 juli 2012 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. In die periode heeft hij zich niet ziekgemeld.
re-integratiemogelijkheden in het kader van de WW, heeft gesteld dat hij geen afstand deed van de weging door de bedrijfsarts, die in feite op dat moment leidend was voor werkgever en werknemer (appellant). Bij de beoordeling van de WW ging het niet om strikt medische wegingen. De stafverzekeringsarts heeft ook te kennen gegeven dat zuiver medische arbeidsongeschiktheid in tegenspraak is met de omstandigheid dat appellant zich bij de werkgever niet (nogmaals) ziek meldde, geen deskundigenonderzoek aanvroeg, maar lange tijd volstond met WW-uitkering en eigen invulling van re-integratie. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend geconcludeerd dat aan geen diagnose, medisch document of redenering kan worden ontleend dat de wachttijd voor de Wet WIA op enig moment werd volgemaakt. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de medische situatie van appellant. Dat appellant zich op enig moment bewust werd van zijn klachten en dat hij therapiesessies en consulten in complementaire zorg heeft gevolgd, maakt niet dat appellant de wachttijd heeft volgemaakt. Dit geldt ook voor de behandeling door HSK en de omstandigheid dat HSK na 25 sessies op
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 december 2014 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 april 2015 gegrond en vernietigt dit besluit, voor zover daarbij vergoeding van de kosten van bezwaar is afgewezen;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van bezwaar tot een bedrag van € 1.002,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.