Uitspraak
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering (LGU-uitkering) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 100% en de einddatum van de uitkering is bepaald op 27 december 2013. Op grond van de door een verzekeringsarts van het Uwv opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) bleken geen functies te vinden die voldeden aan de arbeidsmogelijkheden van appellante. De LGU-uitkering is ongewijzigd voortgezet na een herbeoordeling op verzoek van de werkgever van appellante van 16 februari 2012, waaruit naar voren kwam dat de medische situatie van appellante ongewijzigd was ten opzichte van die per 27 juni 2011.
(SBC-code 111220). Omdat de mediane loonwaarde hoger was dan het maatmaninkomen, is geconcludeerd dat er per 8 oktober 2013 (lees: 27 december 2013) geen verlies aan verdienvermogen was en dat appellante daarom niet arbeidsongeschikt was. Nadat appellante gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het voornemen van het Uwv om het besluit van 8 oktober 2013 te wijzigen, heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van
20 januari 2015 (bestreden besluit) het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard en de LAU-uitkering van appellante met toepassing van artikel 117, eerste lid, van de Wet WIA beëindigd met ingang van 3 maart 2015.
LAU-uitkering van appellante in te trekken (lees: te beëindigen) op de grond dat zij niet (langer) arbeidsongeschikt was. Het oordeel van de rechtbank dat het beginsel van het verbod van reformatio in peius niet is overtreden wordt dan ook onderschreven. Dat de bezwaarprocedure, waarvan de inzet was dat appellante volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, heeft geresulteerd in het beëindigen van appellantes LAU-uitkering, vormt, anders dan appellante wenst, geen aanleiding om terug te komen van de rechtspraak op dit punt (zie de uitspraak van de Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2557).