ECLI:NL:CRVB:2018:916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- A. Stehouwer
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening aan slachtoffer van mensenhandel en de toepassing van EU-richtlijnen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een Nigeriaanse vrouw die slachtoffer is van mensenhandel. De vrouw had eerder aangifte gedaan van mensenhandel en ontving een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Echter, na een strafrechtelijk onderzoek dat werd gestaakt, werd haar verblijfsvergunning ingetrokken. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam beëindigde haar bijstandsverlening op grond van het ontbreken van een geldige verblijfstitel. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de vrouw tegen deze beslissing ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de vrouw geen zelfstandig recht op bijstand kan ontlenen aan de EU-richtlijnen 2004/81/EG en 2011/36/EU, die betrekking hebben op slachtoffers van mensenhandel. De Raad stelde vast dat de vrouw op het moment van beëindiging van de bijstand geen geldige verblijfstitel had en dat de richtlijnen geen verplichting voor de lidstaat met zich meebrachten om bijstand te verlenen aan personen zonder rechtmatig verblijf. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een geldige verblijfstitel voor toegang tot sociale voorzieningen.