ECLI:NL:CRVB:2018:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand op basis van gezamenlijke huishouding
Op 20 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 16 januari 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De intrekking was gebaseerd op het vermoeden dat appellante samenwoonde met appellant, wat zij niet had gemeld aan het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân. Na anonieme tips werd een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank had de beroepen van appellante tegen de besluiten van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten in de relevante periode hun hoofdverblijf hadden op hetzelfde adres en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat de conclusie van een gezamenlijke huishouding ondersteunt. De Raad verwierp de argumenten van appellante dat de zorg eenzijdig was en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad concludeerde dat de besluitvorming van het dagelijks bestuur zorgvuldig was en dat de intrekking van de bijstand terecht was. De verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.