ECLI:NL:CRVB:2018:464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- W.F. Claessens
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de intrekking van de bijstandsverlening aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn aan de orde is. Appellante ontving sinds 29 oktober 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar na een melding dat zij samenwoonde met appellant, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. De sociale recherche concludeerde dat appellanten sinds 2 juni 2008 een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand met terugwerkende kracht. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van het college ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de Raad van 21 oktober 2014. De Raad oordeelde dat de verklaringen van appellanten en getuigen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat appellanten in ieder geval vanaf 1 juli 2010 een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 februari 2018.