In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gewezen op 21 oktober 2014. De Centrale Raad had eerder uitspraak gedaan in hoger beroep over een besluit van de gemeente Borger-Odoorn, dat betrekking had op de Wet werk en bijstand. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door mr. J.W. Brouwer, hebben verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat klachten niet hoeven te worden gemotiveerd als ze niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken op 10 juli 2015 door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.