ECLI:NL:CRVB:2018:4075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet en de gevolgen voor verschillende leefvormen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.K. Ramdas, hadden een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag, welke aanvankelijk was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Na bezwaar werd de toeslag alsnog toegekend, maar de rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep, waarbij zij aanvoerden dat de hoogte van de toeslag van € 50,- niet in overeenstemming was met het armoedebeleid van de gemeente Rotterdam en dat de keuze voor één toeslag voor alle leefvormen onevenredig was.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat uit de wetsgeschiedenis van de Participatiewet en de Wet werk en bijstand niet blijkt dat de wetgever een minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd. Ook is er geen aanwijzing dat differentiatie in de hoogte van de toeslag op basis van leefvormen noodzakelijk is. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties zijn behandeld en concludeert dat de argumenten van appellanten niet leiden tot een ander oordeel. Het hoger beroep wordt verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.