Op 13 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 27 november 2014, waarin het disciplinair ontslag van verzoeker wegens plichtsverzuim werd gehandhaafd. Verzoeker had verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten waren die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De Raad benadrukte dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden en die de indiener niet bekend waren. Verzoeker had zijn herzieningsverzoek ingediend op 30 augustus 2017, maar de Raad oordeelde dat de gestelde nieuwe feiten niet voldoende waren om het verzoek te honoreren. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak van 27 november 2014 bleef daarmee in stand, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.