ECLI:NL:CRVB:2018:2973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
18/1976 MPWKLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzoek om herziening wegens onredelijke termijn

Op 27 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/1976 MPWKLU, waarin verzoeker om herziening heeft gevraagd van eerdere uitspraken van de Raad van 27 september 2012. Deze eerdere uitspraken betroffen het ontslag van verzoeker en de afwijzing van zijn recht op een invaliditeitspensioen. Verzoeker stelde dat belangrijke documenten niet waren meegenomen in de eerdere procedures, wat zijn verzoek om herziening onderbouwde.

De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening onredelijk laat was ingediend. Volgens de wetgeving, zoals deze gold vóór de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht op 1 januari 2013, moet een verzoek om herziening tijdig worden ingediend. De Raad stelde vast dat verzoeker niet binnen de gestelde termijn van een jaar na bekendheid met de nieuwe feiten of omstandigheden had gehandeld.

De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Aangezien verzoeker niet tijdig had gereageerd, werd zijn verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter C.H. Bangma, met J. Smolders als griffier, en vond plaats in het openbaar op 27 september 2018.

Uitspraak

18.1976 MPWKLU, 18/1978 MAW

Datum uitspraak: 27 september 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraken van de Raad van
27 september 2012, 09/1123 MPWKLU en 10/3674 MAW
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraken van de Raad van
27 september 2012, 09/1123 MPWKLU en 10/3674 MAW.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2018. Verzoeker is verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Damen en
mr. P.M. van der Weijden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij zijn uitspraken van 27 september 2012 heeft de Raad het besluit waarbij verzoeker vanaf 1 maart 2005 ontslag is verleend en het besluit 21 juni 2005, waarin de minister van Defensie heeft overwogen dat verzoeker geen recht heeft op een invaliditeitspensioen, in stand gelaten.
1.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat het stuk met het opschrift “medisch geheim, behorende bij volledig reïntegratieplan Klu” niet zou zijn meegenomen in de procedures en de totstandkoming van de besluiten. Hij twijfelt aan de inhoud en de authenticiteit van de documenten die destijds door de minister zijn ingebracht.
2. De Raad oordeelt als volgt.
2.1.
Het verzoek om herziening heeft betrekking op uitspraken van vóór de op 1 januari 2013 in werking getreden Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682) waarbij wijzigingen in onder meer de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet zijn aangebracht. Op grond van het overgangsrecht blijft dan, in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, artikel 8:88 van de Awb (in plaats van het huidige artikel 8:119 van de Awb) van toepassing op het verzoek om herziening.
2.2.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, zoals deze bepalingen luidden vóór 1 januari 2013, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.3.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraken van 20 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1055, en 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) geldt dat van degene die herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend verzoek om herziening moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.4.
Een verzoek om herziening als hier aan de orde wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of omstandigheden dan wel, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld, na de openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
2.5.
Nu gesteld noch gebleken is dat verzoeker pas minder dan een jaar vóór de datum van indiening van het herzieningsverzoek bekend is geworden met de daaraan ten grondslag gelegde gegevens en de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht dateert van meer dan een jaar vóór de datum van het herzieningsverzoek, moet worden geoordeeld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
2.6.
Uit 2.3 tot en met 2.5 volgt dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.7.
Het voorgaande betekent dat de Raad aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om herziening niet toekomt. De Raad heeft eerder uitgesproken (zie uitspraak van
22 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2204) dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheden, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J. Smolders

LO