ECLI:NL:CRVB:2018:3928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van het persoonsgebonden budget voor zorg in 2013 en 2014
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) dat aan betrokkene is toegekend voor de jaren 2013 en 2014. Betrokkene, geïndiceerd voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), ontving zorg in de vorm van een pgb. Het zorgkantoor had de hoogte van het pgb vastgesteld op basis van de gewijzigde tabel in bijlage 2 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). Betrokkene was van mening dat het zorgkantoor de Rsa onjuist had toegepast, wat leidde tot een lager pgb dan waar hij recht op had.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het zorgkantoor de motivering van de besluiten om het pgb te verlagen onvoldoende had onderbouwd. In hoger beroep heeft het zorgkantoor de aangevallen uitspraken bestreden. De Raad heeft vastgesteld dat de wijziging van de Rsa, die per 1 januari 2013 in werking trad, correct was toegepast en dat de hoogte van het pgb voor 2013 en 2014 op de juiste wijze was berekend. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en de beroepen van betrokkene ongegrond verklaard.
De Raad concludeert dat het zorgkantoor de hoogte van het pgb voor de jaren 2013 en 2014 op de juiste wijze heeft vastgesteld, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 5 december 2018.