Uitspraak
OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat appellanten geen verplichte, maar vrijwillige Van Werk Naar Werk (VWNW)-kandidaten waren. De minister was dan ook op grond van het VWNW-beleid niet verplicht om appellanten te plaatsen. Dat ten tijde van hun sollicitatie duidelijk was dat hun functie dreigde te worden opgeheven betekent niet dat zij reeds daarom als voorrangskandidaat moesten worden aangemerkt. Na afloop van ieder sollicitatiegesprek hebben de leden van de sollicitatiecommissie een gezamenlijk advies opgesteld, dat is opgenomen in het formulier ‘Indruk gesprek’. Op grond van deze adviezen zijn volgens de rechtbank de afwijzingen van appellanten voldoende gemotiveerd en inzichtelijk geworden. Verder is de rechtbank van oordeel dat de door de minister vastgestelde sollicitatieprocedure op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, gezien het Instroomplan en de daarop verstrekte toelichting van de minister. Niet is gebleken dat deze procedure in het geval van appellanten niet is nagekomen. Anders dan appellanten betogen, zijn geen andere of nieuwe competenties of functie-eisen van de medewerkers gevraagd. Als uitgangspunt gold dat de medewerkers geschikt zijn voor de functie. Bekeken is in welke mate de medewerker beschikt over de voor de functie vereiste competenties, waarbij rekening is gehouden met de andere manier van werken binnen het [D.O. X] . De sollicitatiecommissie heeft uitsluitend beoordeeld welke kandidaten het meest inpasbaar zijn. Dat de commissie daarbij niet beschikte over informatie uit het personeelsdossier, acht de rechtbank niet onzorgvuldig. Voorts hadden appellanten ervan op de hoogte moeten zijn dat zij een selectiegesprek en niet slechts een “klikgesprek” zouden voeren met de sollicitatiecommissie.