ECLI:NL:CRVB:2018:3237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aansprakelijkheid van de staatssecretaris van Defensie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, had de staatssecretaris aansprakelijk gesteld voor schade die zij zou lijden door het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar tegen de functiebeschrijving. De staatssecretaris had eerder geweigerd om aansprakelijkheid te erkennen, en de rechtbank had deze weigering in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat appellante onredelijk laat was opgekomen tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris, wat betekende dat de totstandbrenging van een beslissing op bezwaar niet meer rechtens afdwingbaar was. De functiebeschrijving werd onder deze omstandigheden als rechtmatig beschouwd. De Raad concludeerde dat er geen sprake kon zijn van aansprakelijkheid van de staatssecretaris, aangezien het besluit waartegen het bezwaar zich richtte, geen betrekking had op de waardering van de functie van appellante.
De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met B.J. van de Griend als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.