ECLI:NL:CRVB:2015:465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar en verzoeken van een ambtenaar bij het Ministerie van Defensie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een voormalige ambtenaar bij het Ministerie van Defensie, tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante was tot 1 januari 2011 in dienst en kreeg eervol ontslag vanwege een reorganisatie. In 2012 diende zij een bezwaar in tegen een brief van de minister, waarin deze reageerde op vragen van appellante over de bevordering van een collega en haar beroep op het gelijkheidsbeginsel. De minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Appellante stelde hiertegen hoger beroep in, geregistreerd onder nummer 14/1485.
Daarnaast diende appellante meerdere verzoeken in, waaronder een verzoek om tijdige beslissing op haar eerdere bezwaren en aanvragen, die ook niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante onredelijk laat beroep had ingesteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoeken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd gesteld dat de minister niet verplicht was om op de vragen van appellante te beslissen, aangezien deze geen besluiten waren in de zin van de Awb. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de tijdsverloop tussen de verzoeken en de ingediende beroepen te lang was, waardoor de beroepen niet ontvankelijk waren.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af. Er zijn geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor veroordeling was.