Op 3 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die sinds 2007 een WIA-uitkering ontving. De zaak betreft de herziening en terugvordering van deze uitkering na de ontdekking van een hennepkwekerij in haar woning en het niet melden van inkomsten uit arbeid. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad heeft de uitspraak vernietigd voor wat betreft de hoogte van de terugvordering en de boete. De Raad oordeelde dat appellante de inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij en haar werkzaamheden voor twee BV's. De Raad heeft vastgesteld dat de terugvordering van de WIA-uitkering en de toeslag terecht was, maar dat het Uwv ten onrechte een bedrag van € 2.422,50 aan appellante had toegerekend als inkomsten uit de hennepkwekerij. De totale terugvordering is vastgesteld op € 32.702,15. De boete is verlaagd naar € 480,60, wat de Raad passend en geboden achtte. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.505,- bedragen.