ECLI:NL:CRVB:2018:3025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
16/167 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en belastbaarheid van appellant met betrekking tot reiken en frequent reiken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, waarbij het Uwv was opgedragen om in een tussenuitspraak het verschil in belastbaarheid tussen de rechter- en linkerschouder van appellant inzichtelijk te maken. Dit betrof de beoordelingsaspecten reiken en frequent reiken in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 januari 2015. Het Uwv heeft echter het vastgestelde gebrek niet op de juiste wijze hersteld, wat leidde tot een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML niet correct heeft aangepast, waardoor de geschiktheid van de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine niet voldoende gemotiveerd kon worden. De Raad oordeelde dat er sprake was van een overschrijding van de belastbaarheid van appellant in deze functie, wat betekent dat deze functie niet geschikt was voor appellant. De overige functies die aan de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ten grondslag waren gelegd, waren onvoldoende om tot een juiste beoordeling te komen.

De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, het beroep van appellant is gegrond verklaard, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellant. De Raad heeft het besluit van 12 februari 2015 herroepen en zijn uitspraak in de plaats gesteld van het vernietigde besluit. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 2.755,50, en het Uwv moet het griffierecht van € 169,- vergoeden aan appellant.

Uitspraak

16 167 ZW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
18 december 2015, 15/1792 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 oktober 2018

PROCESVERLOOP

De Raad heeft in het geding tussen partijen op 6 december 2017 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2017:4321, gedaan (tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 16 januari 2018 rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden.
Appellante heeft een zienswijze naar voren gebracht. Het Uwv heeft nadere rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en
omstandigheden verwijst de Raad naar de tussenuitspraak.
1.2.
In de tussenuitspraak is het Uwv opgedragen alsnog het verschil in belastbaarheid tussen
de rechter- en linkerschouder van appellant met betrekking tot de beoordelingsaspecten reiken en frequent reiken tijdens het werk in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
22 januari 2015 inzichtelijk te maken. Daarnaast is het Uwv opgedragen eventuele overschrijdingen van de belastbaarheid in de geselecteerde functies met betrekking tot deze beoordelingsaspecten deugdelijk te motiveren.
2. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het
beoordelingsaspect reiken in de FML voorzien van de toelichting “rechts beperkt tot 60 cm, met licht buigen iets verder. Links normaalwaarde”. Aan het beoordelingsaspect frequent reiken tijdens het werk is toegevoegd: “rechts tot 50 keer per uur. Links normaalwaarde. Gecombineerd tot 300 keer per uur.” De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de gewijzigde FML de functie met SBC-code 267050 niet langer geschikt geacht voor appellant. Aan de in bezwaar geselecteerde functies zijn vervolgens enkele andere functies binnen de gebruikte SBC-codes toegevoegd. Aan de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn nu de functies besteller post/pakketten (auto) (SBC-code 282102), machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) en parkeercontroleur (SBC-code 342022) ten grondslag gelegd, waarmee het arbeidsongeschiktheidspercentage onveranderd minder dan 35% bedraagt. De geschiktheid van appellant voor de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093), waarin maximaal 30 keer per uur 70 cm wordt gereikt, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aldus gemotiveerd dat in de functie geen sprake is van het gelijktijdig moeten gebruiken van beide armen. Daarnaast is de maximale reikafstand van appellant volgens de gewijzigde FML met licht meebuigen maximaal 10 cm meer dan 60 cm.
3.1.
In de tussenuitspraak is geoordeeld dat door het ontbreken van de in het handboek CBBS voorgeschreven toelichting, waarbij het links-rechtsverschil wordt aangegeven, onduidelijk is
wat de maximale reikafstand en de maximale frequentie in reiken van de beperkte rechterschouder van appellant is. Gelet op het handboek CBBS, dat voorschrijft dat bij verschillen tussen beide armen het niveau van de beperking wordt aangeven die zit tussen de best en de slechts functionerende zijde, is met betrekking tot de bij het aspect reiken aangebrachte beperking “kan met licht gebogen arm reiken (afstand schouder-hand: ongeveer 60 cm)” in de tussenuitspraak overwogen dat de maximale reikafstand voor de beperkte rechterschouder van appellant in ieder geval minder dan (ongeveer) 60 cm bedraagt. Tevens is in de tussenuitspraak overwogen dat de FML-score van de aspecten reiken en frequent reiken tijdens het werk blijkens het handboek CBBS reeds inclusief de mogelijkheid van licht buigen of torderen over 15 graden is, waardoor een extra reikafstand van ongeveer 10 cm kan worden overbrugd. De toevoeging “rechts beperkt tot 60 cm, met licht buigen iets verder” van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de gewijzigde FML is in strijd met bovenstaande overwegingen in de tussenuitspraak. Daarnaast wordt de oorspronkelijke FML met deze toevoeging voor het aspect reiken voor de rechterschouder van appellant in verregaande mate gerelativeerd.
3.2.
In de tussenuitspraak is voorts geoordeeld dat (onder meer) in de geselecteerde functie van machinebediende inpak/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) sprake is van (mogelijke) overschrijdingen met betrekking tot de beoordelingsaspecten reiken en frequent reiken tijdens het werk, nu in die functie tijdens acht werkuren 30 maal ongeveer 70 centimeter achtereen gereikt dient te worden. Daarbij dient ervan uit te worden gegaan dat het reiken in de desbetreffende functies met beide armen/handen tegelijkertijd dient te geschieden. De motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat in de functie geen sprake is van het gelijktijdig moeten gebruiken van beide armen, is strijdig met bovenstaande overweging in de tussenuitspraak. Daarnaast is de aanname dat de maximale reikafstand van appellant met licht meebuigen maximaal 10 cm meer dan 60 cm bedraagt, in strijd met de overweging in de tussenuitspraak dat de maximale reikafstand voor de beperkte rechterschouder van appellant in ieder geval minder dan (ongeveer) 60 cm bedraagt.
3.3.
Met appellant wordt vastgesteld dat het Uwv het in de tussenuitspraak vastgestelde gebrek niet op juiste wijze heeft hersteld en in die zin niet heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Bezien moet worden welk gevolg hieraan dient te worden verbonden.
3.4.
Gelet op 3.2 is in de functie van machinebediende inpak/verpakkingsmachine
(SBC-code 271093) sprake van een – niet voldoende gemotiveerde – overschrijding van de voor appellant geldende belastbaarheid. Deze functie is daarom voor appellant niet geschikt te achten. De resterende twee functies vormen onvoldoende basis voor een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling als hier in geding.
3.5.
Gelet op 3.1 tot en met 3.4 treft het hoger beroep van appellant doel. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd evenals het bestreden besluit. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het besluit van 12 februari 2015 herroepen en zijn uitspraak in de plaats stellen van het vernietigde besluit.
4. Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant in bezwaar (1 punt voor de hoorzitting), beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting) in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor de zitting en een half punt voor de zienswijze na bestuurlijke lus), met een waarde per punt van € 501, en een wegingsfactor 1, in totaal begroot op € 2.755,50 voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 13 juli 2015;
- herroept het besluit van 12 februari 2015 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van
het vernietigde besluit;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.755,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en R.E. Bakker en E.J.J.M. Weyers als leden, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2018.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) W.M. Swinkels

CVG