ECLI:NL:CRVB:2017:4321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de motivering van belastbaarheid bij reiken en frequent reiken
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2017, wordt het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv behandeld. Appellant, die zich op 6 maart 2014 ziek meldde met klachten aan zijn rechterschouder, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek werd vastgesteld dat hij niet meer in staat was zijn functie als productiemedewerker uit te oefenen, maar wel voor andere functies. Het Uwv concludeerde dat appellant per 5 maart 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank Overijssel in een eerdere uitspraak bevestigd.
In hoger beroep herhaalt appellant dat zijn medische klachten zijn onderschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. De Raad oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd, maar dat er onduidelijkheden zijn met betrekking tot de belastbaarheid van appellant, met name op het gebied van reiken en frequent reiken. De Raad stelt vast dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) onvoldoende inzicht biedt in de belastbaarheid van de rechterschouder van appellant en dat de motivering van de arbeidsdeskundige niet voldoende is om te concluderen dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant.
De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 13 juli 2015 te herstellen, waarbij het verschil in belastbaarheid tussen de rechter- en linkerschouder inzichtelijk moet worden gemaakt en eventuele overschrijdingen van de belastbaarheid deugdelijk gemotiveerd dienen te worden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de belastbaarheid van verzekerden in het kader van de Ziektewet.