ECLI:NL:CRVB:2018:2966

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/6629 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandeling stellen aanvraag WAO wegens ontbrekende gegevens

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) buiten behandeling te stellen. De aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de ontbrekende gegevens had ingediend. Appellant, die sinds 1989 ziek is, had eerder aanvragen ingediend die ook buiten behandeling waren gesteld door het Uwv.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv appellant op 16 maart 2017 in de gelegenheid had gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, maar dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken had gereageerd. Hierdoor was het Uwv bevoegd om de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij recht heeft op een WAO-uitkering, aangezien hij 10 jaar in Nederland heeft gewerkt en daarna ziek is geworden. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen gebruik had gemaakt van de geboden gelegenheid om aanvullende informatie te verstrekken. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 september 2018.

Uitspraak

17.6629 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 september 2017, 17/2876 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 september 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft al eerder een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingediend. Hij stelt vanaf 1989 ziek te zijn en vanaf 1980 tot 1988 in een tapijtfabriek in Oss te hebben gewerkt. De eerdere aanvragen zijn buiten behandeling gesteld door het Uwv bij besluiten van 9 mei 2016, 12 augustus 2016 en 24 oktober 2016.
1.2.
Op 2 januari 2017 heeft het Uwv een melding van de Nederlandse ambassade te Ankara ontvangen. Deze melding bevat een brief van de Sociale Verzekeringsbank van 9 mei 2007 aan appellant. Het Uwv heeft een en ander opgevat als een verzoek om terug te komen van de besluiten van 9 mei 2016, 12 augustus 2016 en 24 oktober 2016. Bij besluit van
4 januari 2017 heeft het Uwv geweigerd om terug te komen van deze besluiten.
1.3.
Bij besluit van 13 april 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 4 januari 2017 ingediende bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd. De aanvraag van appellant is buiten behandeling gesteld omdat hij de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ingezonden.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv op 16 maart 2017 appellant in de gelegenheid heeft gesteld om zijn aanvraag aan te vullen met informatie die noodzakelijk is om op zijn aanvraag te kunnen beslissen. Appellant heeft niet binnen de gestelde termijn van vier weken gereageerd. Het Uwv was daarom naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb niet in behandeling te nemen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij 10 jaar in Nederland heeft gewerkt, dat hij daarna in Nederland ziek is geworden en is gebleven en dat hij een WAO-uitkering wil.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de argumenten die tot dat oordeel hebben geleid, worden onderschreven. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid aanvullende informatie over te leggen, noodzakelijk om zijn aanvraag te kunnen beoordelen. Het Uwv was bevoegd de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten toepassing te laten.
4.2.
Het hoger beroep van appellant slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
26 september 2018.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.D.F. de Moor

TM