ECLI:NL:CRVB:2018:2966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandeling stellen aanvraag WAO wegens ontbrekende gegevens
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) buiten behandeling te stellen. De aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de ontbrekende gegevens had ingediend. Appellant, die sinds 1989 ziek is, had eerder aanvragen ingediend die ook buiten behandeling waren gesteld door het Uwv.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv appellant op 16 maart 2017 in de gelegenheid had gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, maar dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken had gereageerd. Hierdoor was het Uwv bevoegd om de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij recht heeft op een WAO-uitkering, aangezien hij 10 jaar in Nederland heeft gewerkt en daarna ziek is geworden. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen gebruik had gemaakt van de geboden gelegenheid om aanvullende informatie te verstrekken. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 september 2018.