ECLI:NL:CRVB:2019:2102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- W.M. Swinkels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 september 2018. Verzoeker, die in Turkije woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) was afgewezen. De Raad had eerder geoordeeld dat verzoeker onvoldoende gegevens had overgelegd om zijn aanvraag te beoordelen. In zijn verzoek om herziening stelde verzoeker dat hij al lange tijd in het ziekenhuis verblijft en dat zijn leven niet goed is. Hij vroeg om een nieuwe beslissing en gaf aan naar Nederland te willen komen voor een paspoort en visum.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen. De Raad stelde vast dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die voldeden aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De stelling van verzoeker dat hij in het ziekenhuis verblijft en dat zijn leven niet goed is, werd als onvoldoende beoordeeld, omdat deze niet onderbouwd was en geen betrekking had op de situatie in 1989, het jaar waarin verzoeker ziek zou zijn geworden.
De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.