In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de korpschef van politie. De zaak betreft een politieambtenaar die in 2006 in dienst trad en in 2015 betrokken raakte bij verschillende incidenten waarbij het gebruik van drugs werd vermoed. De korpschef verleende hem op 25 april 2016 strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat hij ten tijde van de incidenten leed aan psychische klachten, waaronder PTSS, en dat dit zijn toerekenbaarheid beïnvloedde. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de korpschef opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de korpschef op 18 juni 2018 opnieuw het ontslag handhaafde. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, oordelend dat er aanwijzingen waren voor een psychische stoornis die de toerekenbaarheid van betrokkene ten tijde van de verweten gedragingen beïnvloedde. De Raad oordeelde dat de korpschef onderzoek had moeten laten verrichten naar de psychische gesteldheid van betrokkene en dat het ontslag niet rechtsgeldig was verleend. De Raad heeft het besluit van de korpschef vernietigd en het ontslagbesluit herroepen, waarbij de korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.