ECLI:NL:CRVB:2018:2584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling wegens niet gemelde eigendom van onroerend goed in Suriname
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellante door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, geboren in 1928, ontving een ouderdomspensioen en sinds 1 januari 2010 een AIO-aanvulling. In 2012 meldde zij aan de Svb dat zij geen onroerend goed bezat. Echter, uit een onderzoek in Suriname bleek dat zij sinds 1986 een woning op haar naam had staan, die op 29 april 2015 was getaxeerd op € 16.035,-. De Svb stopte de AIO-aanvulling per 1 juli 2015 en vorderde een bedrag van € 22.499,29 terug, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door het bezit van de woning niet te melden.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde de beroepen van appellante tegen de besluiten van de Svb ongegrond. In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb de intrekking van de AIO-aanvulling niet beperkt heeft tot een bepaalde periode, waardoor de beoordeling de periode van 1 januari 2010 tot 22 januari 2016 beslaat. De Raad stelt vast dat appellante in deze periode over de woning kon beschikken en dat zij de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellante recht had op AIO-aanvulling.
De Raad bevestigt dat de Svb gehouden was de AIO-aanvulling in te trekken en het betaalde bedrag terug te vorderen. De terugvordering wordt niet als onevenredig beschouwd, en het beroep van appellante op dringende redenen om van terugvordering af te zien, wordt afgewezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.