In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn aanvraag voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wajong 2010 had afgewezen. Appellant had op 23 april 2014 een aanvraag ingediend, maar het Uwv kon geen oordeel geven over zijn arbeidsgeschiktheid op zeventien- en achttienjarige leeftijd vanwege het ontbreken van medische informatie. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld en dat appellant zelf het risico had genomen door zo laat een aanvraag in te dienen. De rechtbank vond dat er onvoldoende objectieve medische gegevens waren om te concluderen dat appellant arbeidsongeschikt was op de relevante leeftijden. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij nooit deugdelijk was onderzocht en dat zijn ziektebeeld hem niet kon worden verweten. Hij diende nadere medische informatie in, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt dat deze informatie niet relevant was voor de periode in geding. De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de door appellant ingebrachte medische gegevens niet tot een ander oordeel leidden. Het hoger beroep werd afgewezen, en er was geen grond voor vergoeding van wettelijke rente of proceskosten.