ECLI:NL:CRVB:2018:2463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkeringen van appellante. De zaak betreft de vraag of appellante verzekerd was voor de WW en ZW, gezien het feit dat het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) van mening was dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellante had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat er een gefingeerd dienstverband was. Dit onderzoek, dat onder andere getuigenverklaringen en gegevens van de Belastingdienst omvatte, leidde tot de conclusie dat appellante en haar werkgever geen gezagsverhouding hadden en dat er geen daadwerkelijk arbeid was verricht. De rechtbank had eerder de bezwaren van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de besluiten onvoldoende onderbouwd waren. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende aannemelijk had gemaakt dat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellante niet verzekerd was voor de WW en ZW, en dat de intrekking en terugvordering van de uitkeringen terecht waren.