Uitspraak
16.6948 WAO
25 oktober 2016, 16/1396 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
5 juni 2014 een melding ontvangen dat er was ingebroken in de woning van appellant. Bij aankomst bij de woning heeft de politie geconstateerd dat er was ingebroken in de woning. Bij de afhandeling van deze inbraak, waarbij appellant en zijn gezin niet aanwezig waren wegens vakantie, heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen in de woning van appellant. De politie heeft op 23 juni 2014 een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij opgemaakt. Op 3 juli 2014 is appellant verhoord door de politie. Het Uwv heeft naar aanleiding van een melding via het convenant “Gezamenlijke aanpak van teelt van hennep” een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant betaalde WAO‑uitkering. In dat kader is appellant op 6 augustus 2015 door een inspecteur van het Uwv verhoord. De resultaten van dit onderzoek heeft het Uwv neergelegd in een onderzoeksrapport van 26 augustus 2015.
–in verband met de door appellant gestelde ontvreemding van henneptoppen door derden
–uit twee oogsten. Ook indien zou worden uitgegaan van inkomsten uit drie oogsten en vijf hennepplanten per oogst zouden de aan appellant toe te rekenen inkomsten over de periode van 7 november 2013 tot en met
5 juni 2014 € 1.423,32 hebben bedragen, hetgeen omgerekend € 1,23 per uur is. Dit bedrag, afgezet tegen het door het Uwv berekende maatmaninkomen van € 16,98 per uur, resulteert voor de toepassing van artikel 44 van de WAO in een percentage van 92,7. Het Uwv heeft daarom de WAO-uitkering van appellant over de periode in geding terecht uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Dit betekent dat het Uwv ten onrechte artikel 44 van de WAO heeft toegepast en ook ten onrechte een bedrag van € 5.202,90 van appellant heeft teruggevorderd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 januari 2016;
- herroept de besluiten van 28 september 2015;
- geeft appellant wegens het niet nakomen van de inlichtingenverplichting een waarschuwing en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 29 januari 2016;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.505,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.