ECLI:NL:CRVB:2018:2410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 9 juli 2011 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Tijdens een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand zijn er twaalf contante stortingen op zijn bankrekening geconstateerd, variërend van € 50,- tot € 2.800,-. De appellant verklaarde dat deze stortingen leningen waren die hij had ontvangen om zijn financiële problemen op te lossen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft echter de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de stortingen niet te melden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij zijn financiële problemen had gemeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen inzicht heeft gegeven in de herkomst van de stortingen. De Raad heeft bevestigd dat de appellant de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft ook het beroep van de appellant op dringende redenen om van terugvordering af te zien afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat er onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen zouden zijn van de terugvordering. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.