ECLI:NL:CRVB:2018:2370

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
17/3395 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening en beoordeling van bijstandbehoevendheid binnen de beoordelingsperiode

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa. De aanvraag, ingediend op 14 april 2016, werd afgewezen omdat betrokkene niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het dagelijks bestuur terecht had vastgesteld dat betrokkene vóór 1 juni 2016 niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, maar had vervolgens het bestreden besluit vernietigd en bijstand toegekend per 1 juni 2016.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 3 augustus 2016 ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de situatie buiten de te beoordelen periode had betrokken bij de beoordeling van het recht op bijstand. De Raad benadrukte dat een besluit op aanvraag betrekking heeft op de omstandigheden tot de datum van het primaire besluit, in dit geval tot en met 17 mei 2016. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de omstandigheden na deze datum in de beoordeling te betrekken, conform artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt. Er is geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.3395 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2017, 16/3889 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa (dagelijks bestuur)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 17 juli 2018
Zitting hebben: A.M. Overbeeke als voorzitter en J.N.A. Bootsma en E.C.G. Okhuizen als leden.
Griffier: J. Tuit
Ter zitting heeft het dagelijks bestuur zich laten vertegenwoordigen door drs. A.G. Elzinga. Betrokkene is in persoon verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 3 augustus 2016 ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Bij besluit van 17 mei 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 augustus 2016 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om bijstand van betrokkene van
14 april 2016 afgewezen omdat betrokkene niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
2.1
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het dagelijks bestuur terecht het standpunt heeft ingenomen dat betrokkene vóór 1 juni 2016 niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Tegen dit oordeel van de rechtbank zijn partijen niet opgekomen.
2.2.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat betrokkene ook na 1 juni 2016 in haar levensonderhoud kon voorzien. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat aan betrokkene per 1 juni 2016 bijstand wordt toegekend.
3. Het dagelijks bestuur heeft in hoger beroep terecht betoogd dat een besluit op aanvraag ziet op de toestand tot en met de datum waarop het primaire besluit is genomen. De hier te beoordelen periode loopt dus van 14 april 2016 tot en met 17 mei 2016. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld verplicht artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht het bestuursorgaan niet om in de heroverweging, bij de behandeling van het bezwaarschrift, wijzigingen te betrekken die niet gerelateerd kunnen worden aan het tijdvak waarop het primaire besluit ziet.
4. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank had behoren te doen wordt het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) J. Tuit (get.) A.M. Overbeeke
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
sg