ECLI:NL:CRVB:2018:224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na overlijden van betrokkene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verzoek om toekenning van een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dat door het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk was afgewezen. De betrokkene, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats], heeft hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Echter, betrokkene is op 30 december 2016 overleden, en er is geen schriftelijke machtiging overgelegd waaruit blijkt dat haar zoon, [naam zoon], gemachtigd is om haar te vertegenwoordigen in deze procedure. De Raad heeft [naam zoon] verzocht om te bevestigen wie de rechtverkrijgenden zijn en of hij de procedure wil voortzetten, maar er is geen verklaring overgelegd die deze vertegenwoordiging bevestigt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien de rechtverkrijgenden niet zijn aangetoond. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.