Uitspraak
16.7384 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Bergen. Appellante had zich op 16 juni 2015 gemeld voor bijstand en haar aanvraag werd op 20 juni 2015 ingediend. Na een onderzoek door een consulent van de gemeente Bergen werd haar vermogen vastgesteld op € 18.005,54, wat boven de geldende vermogensgrens lag. De aanvraag werd afgewezen op 3 september 2015, en dit besluit werd later door de rechtbank Noord-Holland bevestigd.
Appellante stelde dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met een lening van € 3.000,- die zij bij haar ouders had, en dat de afkoopwaarde van haar pensioen ten onrechte was meegerekend in de vermogensberekening. De rechtbank oordeelde dat de lening niet in aanmerking kon worden genomen, omdat deze pas na de peildatum was overeengekomen. Ook werd vastgesteld dat er geen uitdrukkelijke toezegging was gedaan door de consulent dat de lening in mindering op het vermogen zou worden gebracht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante over een vermogen beschikte dat boven de voor haar geldende vermogensgrens lag. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen onvoorwaardelijke toezegging was gedaan door de consulent. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en wees het verzoek om schadevergoeding af.