ECLI:NL:CRVB:2018:2198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen beëindiging WIA-uitkering tijdens verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering, maar dit bezwaar was niet tijdig ingediend. De Raad oordeelde dat de appellant, die gedurende een langere periode in het buitenland verbleef, zelf verantwoordelijk was voor het treffen van adequate maatregelen om zijn belangen te behartigen. De appellant had het Uwv op de hoogte gesteld van zijn verblijf in Turkije, maar had nagelaten om ervoor te zorgen dat zijn post adequaat werd behandeld. De Raad concludeerde dat het Uwv niet verplicht was om rekening te houden met de afwezigheid van de appellant bij de bekendmaking van het besluit. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van de appellant ongegrond was verklaard. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van bezwaar bij de appellant lag, en dat de omstandigheden van zijn verblijf in het buitenland geen verschoonbare reden vormden voor de termijnoverschrijding. De uitspraak van de Raad van 10 december 2013 werd aangehaald ter ondersteuning van deze conclusie, maar de Raad oordeelde dat de situatie van de appellant niet vergelijkbaar was met die in de eerdere uitspraak.