ECLI:NL:CRVB:2016:364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn WW-uitkering betroffen. Het Uwv had de uitkering van appellant met ingang van 1 december 2009 ingetrokken en een bedrag van € 71.722,18 teruggevorderd wegens onverschuldigde betaling. Appellant maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.
De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard voor het bezwaar tegen de terugvordering, maar het hoger beroep van appellant richtte zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het bezwaar tegen de intrekking van de uitkering niet-ontvankelijk was. Appellant voerde aan dat hij geen maatregelen had hoeven treffen tijdens zijn afwezigheid en dat het Uwv hem niet adequaat had geïnformeerd over de noodzaak om bezwaar te maken. De Raad oordeelde echter dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het treffen van maatregelen om zijn belangen te beschermen, vooral gezien de duidelijke informatie die het Uwv had verstrekt over de bezwaartermijnen.
De Raad concludeerde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om tijdig bezwaar te maken en adequaat te reageren op besluiten van het Uwv, vooral in situaties van afwezigheid.