ECLI:NL:CRVB:2018:2164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling op basis van onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Appellanten ontvingen vanaf 1 januari 2003 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) naast een onvolledig ouderdomspensioen. In het kader van een steekproefcontrole door de Svb werd vastgesteld dat appellanten een perceel bouwgrond in Turkije bezaten, dat niet was gemeld. De Svb concludeerde dat appellanten hierdoor boven de vrijlatingsgrens van vermogen zaten en heeft de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht ingetrokken, evenals de kosten van de AIO-aanvulling over een periode van meer dan 12 jaar teruggevorderd. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellanten niet aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan door het bezit van het perceel niet te melden. De Raad ging ook in op de waarde van het perceel, dat door een lokale makelaar was getaxeerd op € 75.000,-, en verwierp het argument van appellanten dat deze waarde te hoog was. De Raad stelde vast dat de gegevens van de gemeente in Turkije niet zonder meer als uitgangspunt konden worden genomen voor de waardebepaling van onroerend goed in het economisch verkeer. De Raad concludeerde dat appellanten geen verifieerbare gegevens hadden overgelegd die de taxatie konden onderbouwen of deugdelijkheid van de taxatie konden aantonen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.