ECLI:NL:CRVB:2018:2132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot terugkomen op intrekking en terugvordering van bijstand in verband met hennepteelt
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek van appellant om terug te komen van een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam werd afgewezen. Appellant ontving sinds 10 februari 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. In 2012 werd zijn bijstand over een bepaalde periode ingetrokken omdat hij geen melding had gemaakt van het exploiteren van een hennepkwekerij. Appellant heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen dit besluit. In 2013 verzocht hij om terug te komen van dit besluit, omdat de politierechter had geoordeeld dat de hennepteelt over een andere periode had plaatsgevonden. Het college weigerde dit verzoek, wat leidde tot de huidige procedure.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die een heroverweging van het besluit rechtvaardigen. De Raad benadrukt dat de strikte uitleg van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in strijd is met het recht op een eerlijke procedure. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen. De Raad concludeert dat de argumenten van appellant niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit evident onredelijk is.