In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 13 november 2000 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Dit besluit betrof de uitbreiding van het aantal uren dat hij moest deelnemen aan een re-integratietraject bij het Trainings- en Diagnose Centrum (TDC) van twaalf naar zestien uur per week. Appellant stelde dat hij, gezien zijn medische klachten, niet in staat was om zestien uur per week te werken en dat het college ten onrechte het advies van de arbeidsdeskundige van het Uwv had gevolgd zonder een medisch advies in te winnen.
De Raad oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door de urenuitbreiding te baseren op het advies van de arbeidsdeskundige zonder aanvullend medisch advies. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het besluit van het college tot urenuitbreiding werd herroepen, omdat het niet op een zorgvuldig onderzoek was gebaseerd. Appellant had ook verzocht om schadevergoeding, maar de Raad wees dit verzoek af, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de urenuitbreiding en de gestelde schade. De Raad oordeelde dat de appellant geen extra reiskosten had gemaakt en dat de medische beperkingen niet waren toegenomen door de urenuitbreiding. De Raad besloot dat het college het griffierecht moest vergoeden, maar wees het verzoek om schadevergoeding af.