ECLI:NL:CRVB:2018:1928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- K.J. Kraan
- H. Lagas
- Rechtspraak.nl
Ontslagverlening wegens verstoorde arbeidsverhouding en onherstelbare impasse bij Universiteit Utrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, werkzaam bij de Universiteit Utrecht, was sinds 16 juni 2001 in dienst en had te maken met een verstoorde arbeidsverhouding met haar leidinggevende, V. Na een periode van ziekteverzuim en mediation, heeft het college van bestuur van de Universiteit Utrecht op 29 juni 2016 besloten om appellante te ontslaan op grond van artikel 8.4 van de Collectieve arbeidsovereenkomst Nederlandse Universiteiten (CAO NU), omdat er sprake was van een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er voorafgaand aan het ontslag sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat de inspanningen voor herplaatsing binnen de organisatie niet succesvol waren. Appellante had een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin werd erkend dat er een verstoring in de arbeidsrelatie was, en de Raad concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat voortzetting van het dienstverband niet van hen kon worden verlangd. Appellante stelde ook aanspraak te maken op een compensatie bovenop haar uitkering, maar de Raad oordeelde dat hiervoor geen aanleiding was, omdat het college niet verantwoordelijk was voor de situatie die tot het ontslag had geleid.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met B.J. van de Griend als voorzitter, en de griffier was A.M. Pasmans. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2018.